Prestaties: levert u goederen of verricht u toch diensten?

Stel, u heeft net vastgesteld dat u ondernemer bent voor de btw (op grond van onder andere artikel 7 Wet OB en de definitie uit de btw-richtlijn). De volgende vraag is: wat verkoopt of levert u eigenlijk? En staat daar een vergoeding tegenover? In de btw wordt namelijk onderscheid gemaakt tussen de levering van goederen en het verrichten van diensten. Bovendien moet er sprake zijn van een vergoeding (“bezwarende titel”) om btw te moeten afdragen.

 

Levering van goederen

“Wat is nu precies een goed?”

Volgens artikel 14 lid 1 van de Btw-richtlijn en artikel 3 lid 7 Wet OB gaat het om “lichamelijke zaken”. Denk hierbij aan tastbare producten, maar ook aan elektriciteit of gas (zie artikel 15 lid 1 Btw-richtlijn). Daarnaast mogen lidstaten het begrip ‘goederen’ uitbreiden, bijvoorbeeld met bepaalde zakelijke rechten die de bevoegdheid geven een onroerend goed te gebruiken (zie artikel 15 lid 2 Btw-richtlijn). In Nederland is dat onder andere geregeld in artikel 3 lid 2 Wet OB voor rechten zoals erfpacht en opstal.

“Wanneer spreken we van een levering?”

De kern staat in artikel 3 lid 1 sub a Wet OB: het moment waarop de ‘macht om als eigenaar te beschikken’ overgaat, is een levering. Ook huurkoop (art. 3 lid 1 sub b), de oplevering van onroerende zaken door de vervaardiger (art. 3 lid 1 sub c) en onteigening door de overheid (art. 3 lid 1 sub d) kunnen een levering vormen. Verder bestaan er fictieve leveringen, bijvoorbeeld als u goederen onttrekt voor privégebruik terwijl u bij aankoop wel voorbelasting hebt afgetrokken (art. 3 lid 3 sub a & c).

Stel, u heeft een voorraad kantoorartikelen waar u btw over heeft afgetrokken en besluit deze zonder betaling aan een familielid mee te geven. Dit kan een fictieve levering zijn en u moet mogelijk btw voldoen over de waarde ervan.

 

Verrichten van diensten

“Wat als het geen levering is?”

Alles dat niet kwalificeert als levering van goederen, wordt als een dienst aangemerkt (zie artikel 4 lid 1 Wet OB). Denk aan advieswerk, online abonnementen of het gebruik van software. Ook hierbij kent de wet fictieve diensten, zoals het gratis verrichten van werk voor privédoeleinden terwijl u eerder btw kon aftrekken (art. 4 lid 2 sub a & b).

Stel, u geeft een personeelsfeestje en maakt gratis gebruik van bedrijfsmiddelen waarvoor u bij aanschaf btw heeft teruggevraagd. Dat kan onder bepaalde voorwaarden een fictieve dienst zijn en dus belastbaar.

 

Een vergoeding onder bezwarende titel

Een ander belangrijk element is de vraag of er een vergoeding is. In de beroemde Tolsma-zaak (HvJ EU) werd geoordeeld dat er pas btw verschuldigd is als er een rechtstreekse relatie is tussen de prestatie en de betaling. Als iemand zomaar een gift geeft (en u dus niet kunt spreken van een overeengekomen prijs of tegenprestatie), is dat geen ‘bezwarende titel’ en dus geen btw-belaste handeling.

 

Vouchers

“Hoe zit het met bonnen en tegoedkaarten?”

  • Bij vouchers voor enkelvoudig gebruik (zie artikel 30a Btw-richtlijn): u weet direct welk btw-tarief geldt (bijvoorbeeld 9% voor een bioscoop). Dan is de btw al verschuldigd bij uitgifte van de voucher.
  • Bij vouchers voor meervoudig gebruik kan het tarief nog niet worden vastgesteld bij uitgifte (bijvoorbeeld een cadeaubon voor een warenhuis waar zowel 9% als 21% geldt). Dan betaalt u pas btw op het moment dat de voucher wordt ingewisseld.

 

Subsidies

“Geld gekregen zonder ‘echte’ levering?
Een subsidie is in principe niet belast met btw als er geen specifieke tegenprestatie is (zie ook arrest Mohr). Krijgt u echter subsidie voor een concreet aantal geleverde diensten of producten (bijvoorbeeld een bedrag per bezoeker aan uw evenement), dan kan dat wél een belaste prestatie zijn. Het komt er dus op neer of de verstrekker een verbruiker is van uw dienst (vgl. arrest Mohr).

 

Reisbureauregeling

“Wat als u reisdiensten verkoopt?”
Volgens artikel 28b van de Btw-richtlijn (en de Nederlandse implementatie) geldt een aparte regeling als u reisdiensten aanbiedt. U berekent uw btw dan over de winstmarge in plaats van over de totale reissom. Dit is een speciale regeling om het grenzeloze karakter van de reisbranche beheersbaar te houden.

 

Praktische voorbeelden in de rechtspraak
  • KLM/Air France-arrest: de verkoop van een vliegticket blijft een dienst, ook als de passagier niet komt opdagen (no-show). De betaling is geen schadevergoeding, maar een vergoeding voor het recht op vervoer.
  • Eugenie Les Bains-arrest: bij hotels die een no-show toeslag inhouden, kan dit juist wél als schadevergoeding worden gezien; er wordt immers géén dienst verricht.
  • Lubbock Fine-arrest: een afkoopsom of vertrekpremie bij een einde van een huurcontract wordt behandeld op dezelfde manier als de (vrijgestelde) verhuur zelf.

 

Conclusie: zodra u ondernemer bent voor de btw, bepaalt u eerst of u goederen levert of diensten verricht. Vervolgens beoordeelt u of er sprake is van een bezwarende titel en dus een belaste prestatie. Vouchers, subsidies en speciale regelingen (zoals de reisbureauregeling) kunnen het verhaal verder compliceren, maar volgen dezelfde basislogica: er moet een prestatie zijn en een vergoeding.

Zorg er daarom altijd voor dat u duidelijk vaststelt welke wet- en regelgeving (bijvoorbeeld art. 3, 4 Wet OB en relevante artikelen uit de Btw-richtlijn) op uw situatie van toepassing is en welke jurisprudentie (arrest Tolsma, Mohr, KLM/Air France) hierbij een rol speelt. Zo weet u zeker of u een prestatie verricht waarvoor u btw moet berekenen en of er btw verschuldigd is over een bepaalde vergoeding.