Bij de aanschaf van een goed (roerend of onroerend) trek je in eerste instantie de betaalde btw af op basis van het (verwachte) gebruik voor btw-belaste activiteiten. Als het gebruik in de jaren erna verandert (bijvoorbeeld: minder of meer voor belaste doeleinden), dan moet je die aanvankelijke btw-aftrek corrigeren. Dit heet ‘herziening’.

 

Waarom is er een verschil tussen roerende en onroerende goederen?

De wet stelt verschillende herzieningstermijnen:

  • Voor roerende goederen (zoals machines, apparatuur) geldt een herzieningstermijn van 4 jaar.
  • Voor onroerende goederen (zoals gebouwen, bedrijfspanden) geldt een herzieningstermijn van 9 jaar.
    Deze langere termijn voor onroerende goederen komt door hun grotere waarde en langere levensduur.

Hoe werkt het precies?

Als je in een bepaald jaar de mate van btw-belast gebruik aanpast (bijv. een bedrijfspand meer gebruikt voor vrijgestelde prestaties zoals medische zorg), dan moet je voor dat herzieningsjaar uitrekenen hoeveel btw je oorspronkelijk te veel of te weinig hebt afgetrokken. Vervolgens corrigeer je die btw in je btw-aangifte.

Belangrijkste punten om te onthouden

  1. Controleer ieder jaar: of het gebruik van het goed is gewijzigd.
  2. Bereken de correctie: op basis van artikel 11-13 van de uitvoeringsbeschikking van de wet op de omzetbelasting (via artikel 15 lid 4 voor jaar van ingebruikname en lid 6 voor de resterende herzieningsjaren).
  3. Verwerk: deze correctie in de juiste btw-aangifte.

Zo voorkom je dat je te veel of te weinig btw hebt afgetrokken en blijf je voldoen aan de btw-regels.

 

Uitwerking herzien

Er zijn in de btw 3 momenten waarop herzien dient te worden:

  1. Herzien op moment van ingebruikname
  2. Herzien in het eerste jaar van ingebruikname
  3. Herzien in het tweede tot 5de of 10de jaar van ingebruikname (liggend aan roeren of onroerend goed)
Roerend goed
  1. Herziening op het moment van ingebruikname

Stel, je koopt op 1 januari 2019 een laptop met een btw-bedrag van € 1.000. In principe mag je deze btw direct aftrekken als voorbelasting (artikel 15 lid 1), uitgaande van 100% gebruik voor belaste handelingen. De wet schrijft echter (artikel 15 lid 4) voor dat je op het moment van ingebruikname moet herzien en dat je in het jaar van ingebruikname verder moet beoordelen hoe het gebruik uitpakt (zie stap 2).

Als je de laptop niet direct gebruikt en deze pas later in gebruik neemt, dan geldt de eerste gebruiksdatum als herzieningsmoment. In dit voorbeeld wordt dat 1 januari 2020.

  • Berekening: Raadpleeg artikel 11 en artikel 12 lid 1 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting.
  • Stel dat je op het moment van ingebruikname verwacht de laptop voor 50% te gebruiken voor belaste handelingen en voor 50% voor vrijgestelde handelingen. Dan moet je € 500 van de reeds afgetrokken € 1.000 btw terugbetalen aan de Belastingdienst. Je behoudt dus aftrek voor de andere 500.
  1. Herziening in het jaar van ingebruikname

Het eerste jaar van ingebruikname is in dit voorbeeld 2020. Je beoordeelt dan elk tijdvak (meestal per kwartaal) in hoeverre je de laptop gebruikt voor belaste of vrijgestelde prestaties (zie artikel 11 in combinatie met artikel 12 lid 2 van de Uitvoeringsbeschikking).

  • Stel dat je na het eerste kwartaal vaststelt dat de laptop voor 60% voor belaste prestaties wordt gebruikt (in plaats van de eerder geraamde 50%).
  • Je hebt oorspronkelijk bij de herziening op 1 januari 2020 € 500 terugbetaald. Met de nieuwe verhouding (60%) komt je totale recht op aftrek voor dat kwartaal uit op € 600 (van de oorspronkelijke € 1.000), dus ontvang je nu € 100 terug.
  • In totaal heb je dan € 600 aan aftrek behouden en € 400 terugbetaald.

Deze beoordeling herhaal je ieder tijdvak. Aan het einde van het jaar (artikel 12 lid 3) pas je nogmaals een eindberekening toe. Daarna ga je over naar de herzieningsjaren 2 t/m 5.

  1. Herziening van jaar 2 tot en met 5

In deze periode werkt de herziening iets anders:

  1. Bepaal het feitelijk aftrekbedrag uit het jaar van ingebruikname. In dit voorbeeld: € 600 van de oorspronkelijke € 1.000.
  2. Verdeel dit bedrag over de resterende 5 jaar: € 600 / 5 = € 120 per jaar.
  3. Maximale aftrek per jaar (als je het goed 100% voor belaste handelingen zou gebruiken) is in dit voorbeeld: € 1.000 / 5 = € 200 per jaar.
  • Stel dat je in 2021 (het tweede jaar) de laptop voor 70% voor belaste prestaties gebruikt. Dan heb je recht op 70% van € 200 = 140.
  • Je hebt echter al € 120 verrekend (op basis van de startberekening), dus je mag nog € 20 extra terugvragen.
  • Deze berekening herhaal je voor elk jaar in de resterende herzieningsperiode.
  1. Vervreemding tijdens de herzieningsperiode

Het kan gebeuren dat je de laptop verkoopt binnen de herzieningsperiode (5 jaar voor roerende goederen, 10 jaar voor onroerende). Dit is geregeld in artikel 13a van de Uitvoeringsbeschikking.

  • Stel, je verkoopt de laptop op 1 januari 2024.
  • Of je bij de verkoop btw in rekening moet brengen, hangt af van het type handelingen dat je met de laptop verricht (belaste of vrijgestelde). In de meeste gevallen, omdat je de btw eerder hebt afgetrokken, moet je bij verkoop wél btw in rekening brengen.
  • Indien je btw in rekening brengt, wordt verondersteld dat je de laptop voor de resterende herzieningsperiode (1 januari 2024 – 31 december 2025) volledig voor belaste handelingen zou hebben gebruikt. Je krijgt dan dus voor die jaren de maximale aftrek.

Stel dat je per jaar € 200 als maximale aftrek mocht hebben. Fictief heb je € 120 al gekregen in 2024 en €120 euro in 2025. Je krijgt dan ook nog een bedrag van160 terug van de belastingdienst over deze twee jaar.

Op deze manier voorkom je dat je te veel of te weinig btw aftrekt en blijf je voldoen aan de btw-regels.

Onroerende goederen

Ook voor onroerende goederen werkt de herzieningsberekening in grote lijnen hetzelfde. Net als bij roerende goederen zijn de artikelen 11 tot en met 13a van de Uitvoeringsbeschikking bepalend voor de herziening. Het belangrijkste verschil is dat een gebouw op grond van artikel 13 over een periode van 10 jaar wordt herzien.

Daarnaast is het bij de levering van onroerend goed soms verplicht om van rechtswege btw te heffen, terwijl je in andere gevallen kunt opteren voor een btw-belaste levering. Dit heeft gevolgen voor de toepassing van artikel 13a van de Uitvoeringsbeschikking. Wanneer je immers met btw verkoopt, mag je gedurende de resterende herzieningsperiode doen alsof het pand volledig voor btw-belaste handelingen wordt gebruikt. Daarmee kan een aanzienlijk bedrag worden bespaard (zie artikel over Levering van onroerende goederen).

Conclusie: Neem gerust contact met ons op om te bespreken wat in jouw situatie de meest gunstige optie is.