De Fiscale Eenheid: Een Slimme Zet voor uw BV-Structuur?

Onderneemt u vanuit meerdere bv’s, zoals een holding met een of meer werkmaatschappijen? Dan heeft u wellicht gehoord over de fiscale eenheid: een van de krachtigste fiscale faciliteiten in Nederland. Het kan u aanzienlijke voordelen opleveren, maar kent ook scherpe randjes. In dit artikel leggen we uit wat een fiscale eenheid is, wat de belangrijkste voor- en nadelen zijn, en wanneer het voor u interessant kan zijn.

Wat is een Fiscale Eenheid?

Een fiscale eenheid is een regeling waarbij de Belastingdienst een groep van bv’s (een moeder met haar dochter(s)) behandelt als één enkele belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting (VPB). Juridisch blijven het aparte bv’s, maar fiscaal worden de winsten en verliezen van de dochtermaatschappijen toegerekend aan de moedermaatschappij. U dient vervolgens één gezamenlijke aangifte in.

Om een fiscale eenheid te vormen, moet aan strikte voorwaarden worden voldaan. De allerbelangrijkste is dat de moedermaatschappij minimaal 95% van de aandelen, de winstrechten en het stemrecht in de dochtermaatschappij bezit.

Het Grootste Voordeel: Verliezen Direct Verrekenen

Het meest bekende voordeel is de horizontale verliesverrekening. Maakt één van uw bv’s verlies, terwijl een andere bv winst maakt? Binnen een fiscale eenheid kunt u deze direct tegen elkaar wegstrepen.

  • Voorbeeld: Holding X heeft twee dochters. Werk-BV A maakt €100.000 winst. Werk-BV B lijdt een verlies van €40.000. Zonder fiscale eenheid betaalt BV A vennootschapsbelasting over €100.000. Binnen een fiscale eenheid wordt de winst van de groep €60.000 (€100.000 – €40.000), wat direct leidt tot een lagere belastingaanslag en een aanzienlijk liquiditeitsvoordeel.

Andere voordelen zijn dat u bezittingen (zoals een bedrijfspand) belastingvrij kunt verschuiven tussen uw bv’s en dat u maar één aangifte vennootschapsbelasting hoeft in te dienen.

Het Grootste Nadeel: De Tariefschijf en Aansprakelijkheid

Een fiscale eenheid is niet altijd voordelig. Er zijn twee belangrijke nadelen waar u rekening mee moet houden:

  1. Eén keer het lage VPB-tarief: De vennootschapsbelasting kent een laag tarief (19%) over de eerste €200.000 winst. Binnen een fiscale eenheid mag u dit lage tarief maar één keer toepassen op de totale winst van de groep. Maken meerdere bv’s afzonderlijk winst, dan kan het voordeliger zijn om géén fiscale eenheid te vormen, zodat elke bv profiteert van het lage opstaptarief.
  2. Hoofdelijke aansprakelijkheid: Alle bv’s binnen de fiscale eenheid zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de totale vennootschapsbelastingschuld van de groep. Als één bv haar deel van de belasting niet kan betalen, kan de Belastingdienst bij de andere bv’s aankloppen voor de volledige schuld.

Een Korte Blik op de BTW

Naast de VPB bestaat er ook een fiscale eenheid voor de omzetbelasting (btw). Deze ontstaat automatisch als bv’s financieel, organisatorisch en economisch nauw met elkaar zijn verweven. Het grote voordeel is dat u over onderlinge leveringen en diensten geen btw hoeft te rekenen. Dit is vooral interessant als een van de bv’s btw-vrijgestelde prestaties verricht en de btw op kosten dus niet kan terugvragen.

Conclusie en Advies

Een fiscale eenheid is een strategische keuze. Het is een uitstekend instrument om verliezen direct te verrekenen en efficiënt te herstructureren. Voor groepen waarin alle bv’s structureel winstgevend zijn, kan het juist een fiscaal nadeel opleveren door het mislopen van het lage opstaptarief.

De keuze is niet permanent en kan worden aangepast aan uw situatie. Het vereist echter een zorgvuldige analyse en berekening. Is een fiscale eenheid voor uw bv-structuur de juiste stap? Neem contact op met ons. Wij analyseren uw situatie en adviseren u over de meest optimale fiscale route.

Schijnzelfstandigheid: De Risico’s voor Opdrachtgevers en ZZP’ers vanaf 2025

De Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) zorgt al jaren voor onzekerheid. De centrale vraag – wanneer is een zzp’er een echte ondernemer en wanneer is er sprake van een verkapte dienstbetrekking? – is voor velen een grijs gebied. De tijd van vrijblijvendheid is echter voorbij. Sinds 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium van de Belastingdienst beëindigd. Dit betekent dat de fiscus niet langer volstaat met een waarschuwing, maar direct kan ingrijpen met forse financiële gevolgen voor zowel opdrachtgevers als zzp’ers.

De Gevolgen: Waarom Dit Nu Belangrijk Is

Het beëindigen van het moratorium betekent dat de Belastingdienst bij het constateren van schijnzelfstandigheid direct naheffingsaanslagen en correctieverplichtingen kan opleggen.

  • Voor de opdrachtgever: U wordt met terugwerkende kracht als werkgever gezien. Dit betekent dat u alsnog loonbelasting, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) moet afdragen over de betaalde vergoedingen. Dit kan oplopen tot duizenden euro’s per ingehuurde ‘zzp’er’.
  • Voor de zzp’er: De gevolgen zijn eveneens pijnlijk. De Belastingdienst kan oordelen dat u geen recht had op de ondernemersfaciliteiten. Dit betekent dat de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling worden teruggedraaid. Een winstgevend jaar kan hierdoor fiscaal veranderen in een financiële strop.

De Beoordeling: De Criteria van de Belastingdienst

De Belastingdienst kijkt niet naar één enkel kenmerk, maar naar het totaalplaatje van de feitelijke samenwerking. Een KvK-nummer en een factuur zijn niet voldoende. De volgende elementen zijn cruciaal:

  • Gezagsverhouding: Wie heeft de leiding en het toezicht? Als een opdrachtgever precies bepaalt hoe, waar en wanneer het werk wordt uitgevoerd, duidt dit sterk op een dienstverband.
    • Voorbeeld: Een aannemer die een ‘ingehuurde’ timmerman elke ochtend vertelt welke specifieke taken hij die dag moet doen, met welk gereedschap en tijdens welke werktijden, oefent een gezagsverhouding uit. Dit is anders dan een timmerman die de opdracht krijgt om een dakkapel te plaatsen voor een vaste prijs en zelf bepaalt hoe en wanneer hij dit doet, zolang het maar voor de afgesproken deadline af is.
  • Zelfstandigheid en Aantal Opdrachtgevers: Een echte ondernemer is onafhankelijk en werkt doorgaans voor meerdere klanten.
    • Voorbeeld: Een tekstschrijver die een jaar lang 40 uur per week voor één enkele uitgeverij werkt, loopt een groot risico. Een tekstschrijver die in datzelfde jaar voor tien verschillende bedrijven opdrachten uitvoert, toont zelfstandigheid.
  • Ondernemersrisico: Loopt de zzp’er financieel risico? Dit is een kernmerk van ondernemerschap.
    • Voorbeeld: Een IT-consultant die per uur betaald krijgt, ongeacht het resultaat, loopt weinig risico. Een IT-consultant die een project aanneemt voor een vaste prijs en zelf verantwoordelijk is voor eventuele meerkosten, loopt wél ondernemersrisico.
  • Presentatie naar Buiten: Gedraagt de zzp’er zich als een ondernemer? Actieve acquisitie en een eigen professionele uitstraling zijn hierbij van belang.
    • Voorbeeld: Een ‘zzp’er’ die geen website, LinkedIn-profiel of visitekaartjes heeft en volledig afhankelijk is van één bemiddelingsbureau, versus een zzp’er met een eigen merk, website en een actief netwerk.
  • Continuïteit en Omvang: Gaat het om een eenmalige klus of een structurele, langdurige samenwerking?
    • Voorbeeld: Een grafisch ontwerper die eenmalig een logo ontwerpt, is duidelijk een opdracht. Als diezelfde ontwerper vervolgens twee jaar lang elke maandag vast op kantoor zit voor allerlei ontwerpklussen, kan de relatie als een dienstverband worden gezien.

Conclusie en Advies

De beëindiging van het handhavingsmoratorium dwingt opdrachtgevers en zzp’ers om hun samenwerkingen kritisch tegen het licht te houden. De feitelijke uitvoering van de werkzaamheden is doorslaggevend. Het is daarom essentieel om de afspraken helder vast te leggen in een goede overeenkomst van opdracht en de relatie periodiek te toetsen.

Twijfelt u over de kwalificatie van een arbeidsrelatie of wilt u uw huidige contracten laten controleren? Neem contact op met ons. Wij helpen u de risico’s in kaart te brengen en de samenwerking op een fiscaal correcte en veilige manier vorm te geven, zodat u zich kunt richten op waar u goed in bent: ondernemen.

Meewerkaftrek: fiscale beloning voor de partner die meehelpt

Wat is de meewerkaftrek?
De meewerkaftrek is een extra aftrekpost binnen de ondernemersaftrek voor ondernemers die samen met hun fiscale partner werken aan de winst uit onderneming. Met deze aftrek verlaag je je belastbare winst, waardoor je minder inkomstenbelasting betaalt en mogelijk meer recht hebt op toeslagen.

Je komt in aanmerking als:

  1. Ondernemer bent voor de inkomstenbelasting.

  2. Je voldoet zelf aan het urencriterium (minimaal 1.225 uur per jaar).

  3. Je fiscale partner werkt minimaal 525 uur per kalenderjaar in jouw onderneming.

  4. De vergoeding aan je partner is € 5.000 per jaar (anders vervalt de meewerkaftrek maar wordt de vergoeding wél aftrekbaar).

Het percentage is afhankelijk van het aantal gewerkte uren van je partner:

Uren partner per jaar Meewerkaftrek (% van de winst)
< 525 0 %
525 – 875 1,25 %
875 – 1.225 2 %
1.225 – 1.750 3 %
≥ 1.750 4 %

Praktijkvoorbeeld

  • Winst vóór aftrek: € 60.000

  • Uren partner: 1.000

  • Toepasselijk percentage: 2 %

  • Meewerkaftrek: 0,02 × 60.000 = € 1.200

  • Nieuwe belastbare winst: € 60.000 − € 1.200 = € 58.800

Hierdoor bespaar je bij een schijftarief van 37 % ongeveer € 444 aan inkomstenbelasting.

Werkt je partner meer dan 1.225 uur per jaar mee? Dan is het fiscaal aantrekkelijker om samen een vennootschap onder firma (VOF) te vormen in plaats van gebruik te maken van de meewerkaftrek. Lees hierover meer in ons artikel Bespaar duizenden euro’s: vorm een vof met uw partner.

Bespaar Duizenden Euro’s: Vorm een VOF met uw Partner

Heeft u een succesvolle eenmanszaak waarin uw partner volop meewerkt? Dan laat u mogelijk duizenden euro’s aan belastingvoordeel liggen. Hoewel de meewerkaftrek een optie is, is het vaak fiscaal veel aantrekkelijker om samen een Vennootschap onder Firma (VOF) te starten. In dit artikel leggen we uit waarom deze strategische keuze uw gezamenlijke belastingdruk drastisch kan verlagen.

Het fiscale voordeel van een VOF met uw partner is tweeledig:

  1. Winstsplitsing: De totale winst wordt verdeeld over twee personen. Hierdoor valt ieders inkomen in een lager belastingtarief en wordt de impact van heffingskortingen veel groter.
  2. Dubbele fiscale faciliteiten: Als beide partners voldoen aan de voorwaarden (met name het urencriterium), kunnen jullie allebei profiteren van de belangrijkste fiscale voordelen. Denk hierbij aan:
    • De Zelfstandigenaftrek
    • De MKB-winstvrijstelling
    • De Algemene heffingskorting en Arbeidskorting

In feite creëert u twee keer een lage belastingdruk over het eerste deel van de winst, in plaats van één keer een hoge belastingdruk over de totale winst.

Laten we het verschil illustreren met een vereenvoudigde berekening.

Situatie 1: Eenmanszaak met €60.000 winst
Als eigenaar van de eenmanszaak wordt de volledige €60.000 winst aan u toegerekend. Na aftrek van de ondernemersfaciliteiten betaalt u over het resterende bedrag inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Totale belastingdruk (schatting): circa €14.000

Situatie 2: VOF met uw partner (50/50 verdeling)
De winst van €60.000 wordt verdeeld. U en uw partner hebben nu beiden een winstaandeel van €30.000. Omdat u allebei als ondernemer wordt gezien, past u beiden de ondernemersfaciliteiten toe op uw eigen winstdeel.

  • Winst per partner: €30.000
  • Belastingdruk per partner (schatting): circa €1.200
  • Totale belastingdruk (gezamenlijk): circa €2.400

Door de overstap naar een VOF bespaart u in dit voorbeeld ruim €11.500 aan belasting per jaar.

Belangrijke Voorwaarden

Dit enorme voordeel is niet vanzelfsprekend. De belangrijkste voorwaarde is dat uw partner ook daadwerkelijk als ondernemer kan worden gezien. Dit betekent dat hij of zij een substantiële bijdrage levert en voldoet aan de eisen van de Belastingdienst, waaronder het urencriterium van 1.225 uur per jaar om recht te hebben op de zelfstandigenaftrek.

Conclusie en Advies

Werkt uw partner intensief mee in uw onderneming? Dan is de kans groot dat een VOF-structuur u een aanzienlijk belastingvoordeel oplevert. De overstap is echter een strategische beslissing die zorgvuldigheid vereist, bijvoorbeeld bij het opstellen van een goed VOF-contract.

Bent u benieuwd of een VOF met uw partner voor u de juiste stap is? Neem contact met ons op. Wij maken graag een persoonlijke berekening en adviseren u over de optimale fiscale structuur voor uw situatie.

Vastgoed in de BV of Privé? De Fiscale Afweging  

U overweegt te investeren in vastgoed, of u bezit al een of meerdere panden. Dan staat u voor een cruciale keuze met grote financiële gevolgen: houdt u het vastgoed in privé (Box 3) of brengt u het onder in een besloten vennootschap (BV)? Wat vroeger de standaardkeuze was, is vandaag de dag niet meer vanzelfsprekend. In dit artikel zetten we de voor- en nadelen van beide structuren helder op een rij.

De manier waarop de Belastingdienst uw vastgoed belast, verschilt fundamenteel tussen de twee structuren. Het is essentieel om deze verschillen te begrijpen.

Vastgoed in Privé (Box 3)

Wanneer u een pand privé bezit, valt dit in Box 3. De belastingheffing is hier gebaseerd op een fictief rendement over de WOZ-waarde van het pand, minus de eventuele schuld. Uw werkelijke huurinkomsten zijn dus niet direct van belang. Een groot nadeel is dat kosten zoals onderhoud, rente en VvE-bijdragen niet aftrekbaar zijn. Het grote voordeel is echter dat een eventuele waardestijging bij verkoop volledig onbelast is. U betaalt dus één enkele heffing in Box 3 over de waarde van uw bezit.

Vastgoed in de BV

In de BV werkt het compleet anders. Hier wordt de werkelijke winst belast. Dit is het totaal van uw huurinkomsten minus alle zakelijke kosten. Alle kosten die u maakt, zoals onderhoud, afschrijvingen en rente, zijn dus volledig aftrekbaar. Dit verlaagt uw belastbare winst. Een eventuele winst bij verkoop van het pand is echter wel volledig belast met vennootschapsbelasting. Tot slot is er sprake van een dubbele heffing: de BV betaalt eerst vennootschapsbelasting (VPB) over de winst, en als u de resterende winst naar uw privérekening wilt halen, betaalt u daarover nog eens inkomstenbelasting in Box 2.

De Grote Valstrik: De Grens Tussen Box 3 en Box 1

Een belangrijk risico bij privé-investeringen is de “Box 1 valstrik”. Als de Belastingdienst oordeelt dat u meer doet dan alleen passief beleggen, worden uw inkomsten niet in Box 3, maar in het veel hogere Box 1-tarief (tot 49,5%) belast. Dit gebeurt als u zich te actief met het vastgoed bezighoudt. Denk aan:

– Zelf intensief renoveren en verbouwen.

– Actief en veelvuldig panden aan- en verkopen (flippen).

– Zelf alle administratie, marketing en het huurderscontact doen voor een groot aantal panden.

Is er sprake van “meer dan normaal vermogensbeheer”? Dan is de BV vrijwel altijd de fiscaal betere keuze.

Het Omslagpunt: Wanneer is de BV Beter?

De keuze tussen privé en de BV hangt af van uw rendement. Er is geen magisch omslagpunt, maar de volgende vuistregels helpen:

  1. Uw werkelijke rendement hoog is. De belasting over uw werkelijke winst in de BV is dan vaak lager dan de hoge, fictieve belasting in Box 3.
  2. U veel kosten maakt. Denk aan onderhoud, rente of beheerkosten. In de BV kunt u deze kosten aftrekken, wat de belastbare winst verlaagt.
  3. U van plan bent de winst te herinvesteren. In de BV kunt u de winst (na vennootschapsbelasting) direct gebruiken voor een nieuwe aankoop. Privé moet u eerst de Box 3-heffing betalen over het vermogen.

Vooruitkijken naar 2028: De Strategische Keuze

Het huidige Box 3-stelsel met een fictief rendement wordt op zijn vroegst in 2028 vervangen door een systeem dat het werkelijke rendement belast. Dit betekent dat dan ook in privé de huurinkomsten en de waardestijging belast zullen worden.

Veel investeerders anticiperen hier nu al op door hun vastgoed in een BV onder te brengen. Waarom? Een pand later van privé naar een BV overdragen is een dure transactie. U betaalt dan overdrachtsbelasting (momenteel 10,4%) over de waarde van het pand. Door nu al de juiste structuur te kiezen, voorkomt u deze hoge kosten in de toekomst.

Conclusie: Wat is Beter, BV of Privé?

  • Privé (Box 3) is administratief eenvoudiger en de verkoopwinst is onbelast. Het is vooral geschikt voor passieve beleggers met een beperkt rendement en weinig kosten.
  • De BV is fiscaal aantrekkelijker bij een hoog rendement, veel kosten, of als u van plan bent te herinvesteren. Het is de standaardkeuze voor de actievere vastgoedbelegger.

De juiste keuze is maatwerk en kan u jaarlijks duizenden euro’s aan belasting besparen. Laat uw persoonlijke situatie daarom altijd doorrekenen. Neem contact met ons op voor een helder advies en een berekening die is toegespitst op uw plannen.

Ondernemer of resultaatgenieter: Het verschil dat u duizenden euro’s kan opleveren

U start met uw eigen werkzaamheden. U stuurt uw eerste facturen en de zaken beginnen te lopen. Dan komt de onvermijdelijke vraag van de Belastingdienst: bent u voor de inkomstenbelasting een ‘ondernemer’ of een ‘resultaatgenieter’? Het antwoord op deze vraag heeft grote financiële gevolgen. Het bepaalt namelijk of u recht heeft op duizenden euro’s aan extra belastingvoordeel. In dit artikel leggen we het verschil helder uit.

Hoewel de grens soms dun is, kunt u het verschil grofweg zo zien:

  • Winst uit Onderneming (WUO): U runt een echt bedrijf. U investeert, loopt risico, maakt reclame en bent actief op zoek naar nieuwe klanten.
  • Resultaat uit Overige Werkzaamheden (ROW): U heeft een serieuze bijverdienste. U verricht betaalde werkzaamheden, maar er is geen sprake van een volwaardige, duurzame onderneming. Denk aan een eenmalige freelance klus of het geven van een paar lezingen per jaar.

De Belastingdienst kijkt altijd eerst of u ondernemer bent. Pas als dat niet het geval is, worden uw inkomsten gezien als resultaat uit overige werkzaamheden.

De Belastingdienst gebruikt geen harde regels, maar kijkt naar het totaalplaatje. Om te bepalen of u ondernemer bent, stellen ze zichzelf (en u) de volgende vragen:

  • Zelfstandigheid: Hoeveel opdrachtgevers heeft u? Als u maar één of twee opdrachtgevers heeft, lijkt het meer op een verkapte dienstbetrekking.
  • Ondernemersrisico: Loopt u financieel risico? Bijvoorbeeld als een klant niet betaalt of als u moet investeren in bedrijfsmiddelen.
  • Continuïteit: Hoeveel tijd besteedt u aan uw werkzaamheden? Is het een doorlopende activiteit?
  • Omvang: Hoeveel omzet maakt u? Een hogere omzet wijst eerder op een onderneming.
  • Presentatie: Maakt u reclame? Heeft u een eigen website, briefpapier of visitekaartjes?

Hoe vaker u ‘ja’ kunt antwoorden op deze vragen, hoe groter de kans dat u als ondernemer wordt gezien.

Rekenvoorbeeld

Het belangrijkste verschil zit in de portemonnee. Een ondernemer heeft recht op de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Een resultaatgenieter niet. Laten we dit met een voorbeeld illustreren.

De situatie: U heeft €40.000 aan inkomsten en €5.000 aan zakelijke kosten.

Scenario A: U bent resultaatgenieter

  • Bruto resultaat: €40.000 – €5.000 = €35.000
  • Belastbaar inkomen: €35.000

Scenario B: U bent ondernemer (en voldoet aan het urencriterium)

  • Winst voor aftrekposten: €40.000 – €5.000 = €35.000
  • Zelfstandigenaftrek 2025: – €2.470
  • Winst na zelfstandigenaftrek: €32.530
  • MKB-winstvrijstelling (12,7% van €32.530): – €4.131
  • Belastbaar inkomen: €28.399

De conclusie: Als ondernemer is uw belastbare inkomen in dit voorbeeld ruim €6.600 lager. Dit leidt direct tot een aanzienlijk lagere belastingaanslag en mogelijk recht op hogere toeslagen.

Praktische Gevolgen

Tegenover het belastingvoordeel staan iets zwaardere administratieve verplichtingen voor de ondernemer:

  • Administratie: Een ondernemer moet een volledige boekhouding voeren en vaak een jaarrekening opstellen. Voor een resultaatgenieter volstaan overzichten van inkomsten en uitgaven.
  • Urencriterium: Om recht te hebben op de ondernemersaftrek, moet u een urenregistratie bijhouden en aannemelijk maken dat u minimaal 1.225 uur per jaar aan uw onderneming besteedt.

Conclusie en Advies

De kwalificatie ‘ondernemer voor de inkomstenbelasting’ is zeer waardevol, maar u moet deze status wel verdienen in de ogen van de Belastingdienst. De grens tussen winst uit onderneming en resultaat uit overige werkzaamheden is niet altijd even duidelijk.

Twijfelt u over uw situatie of wilt u zeker weten dat u alle fiscale voordelen benut? Laat uw situatie dan door ons beoordelen. Wij helpen u de juiste kwalificatie te bepalen en zorgen ervoor dat uw aangifte correct en zo voordelig mogelijk wordt ingediend.

Voorraadwaardering: Hoe de waarde van uw voorraad uw winst bepaalt

Heeft u een bedrijf met een fysieke voorraad, zoals een fietshandel? Dan moet u aan het einde van het jaar de waarde van die voorraad bepalen voor op de balans. De manier waarop u dit doet, is niet zomaar een administratieve handeling; het heeft directe invloed op uw winst en de hoeveelheid belasting die u betaalt.

De Belastingdienst eist dat u een methode kiest die past bij ‘goed koopmansgebruik’ en dat u deze methode consequent toepast. We leggen de meest voorkomende systemen uit met een eenvoudig voorbeeld.

Stel, u bent een fietshandelaar. We gebruiken simpele getallen voor het rekenvoorbeeld.

  • Op 1 januari koopt u 10 fietsen in voor €100 per stuk.
  • Op 1 juli koopt u nog eens 10 fietsen in voor €120 per stuk (de prijs is gestegen).
  • U heeft in totaal 20 fietsen ingekocht.
  • Aan het einde van het jaar heeft u 15 fietsen verkocht. Er zijn dus nog 5 fietsen in voorraad.

De vraag is: wat is de waarde van die 5 fietsen op uw balans?

FIFO (First-In, First-Out)
Dit is de meest logische en gebruikte methode. De fiets die als eerste binnenkwam, wordt geacht als eerste te zijn verkocht. Denk aan een rij bij de kassa: wie het eerst komt, is het eerst aan de beurt. Uw overgebleven voorraad bestaat dus uit de meest recent ingekochte fietsen.
Stel, U heeft 15 fietsen verkocht. Volgens FIFO zijn dat de eerste 10 van €100 en 5 van de partij van €120.

  • De 5 fietsen die overblijven, komen dus uit de laatste partij.
  • Waarde van de voorraad: 5 fietsen x €120 = €600.

LIFO (Last-In, First-Out)
Bij LIFO gaat u ervan uit dat de laatst ingekochte fietsen als eerste worden verkocht. Denk aan een stapel borden: u pakt altijd het bovenste bord. Uw overgebleven voorraad bestaat dus uit de oudste, en vaak goedkopere, fietsen.
U heeft 15 fietsen verkocht. Volgens LIFO zijn dat de laatste 10 van €120 en 5 van de eerste partij van €100.

  • De 5 fietsen die overblijven, komen dus uit de eerste partij.
  • Waarde van de voorraad: 5 fietsen x €100 = €500.

Let op: In tijden van stijgende prijzen leidt LIFO tot een lagere voorraadwaarde en een hogere kostprijs van de omzet, wat resulteert in een lagere winst (en dus minder belasting op de korte termijn).

IJzeren Voorraadstelsel

Dit stelsel is speciaal voor bedrijven die een vaste, minimale voorraad moeten hebben om te kunnen draaien. We passen dit nu toe op ons voorbeeld, waarbij we de beginvoorraad als de ‘ijzeren voorraad’ beschouwen.

De ijzeren voorraad is vastgesteld op 10 fietsen tegen de vaste ‘ijzeren prijs’ van €100 per stuk. De 10 fietsen die later voor €120 worden ingekocht, zien we als aanvulling. We verkopen 15 fietsen. Volgens dit stelsel verkopen we eerst de ‘extra’ voorraad.

  1. We verkopen de 10 laatst ingekochte fietsen van €120.
  2. We moeten er nog 5 verkopen, dus we moeten onze ijzeren voorraad aanspreken.

Er blijven dus 5 fietsen over, die allemaal onderdeel zijn van de oorspronkelijke ijzeren voorraad. Dit creëert een tekort (manco) van 5 fietsen in onze ijzeren voorraad. De waarde van de 5 fietsen op de balans is gebaseerd op de vaste ijzeren prijs: Waarde van de voorraad: 5 fietsen x €100 = €500.
Omdat we een tekort (manco) van 5 fietsen hebben, mogen we de kostprijs van deze 5 verkochte ‘ijzeren’ fietsen direct boeken tegen de huidige vervangingswaarde (de laatste inkoopprijs van €120). Dit verlaagt uw winst. De kostprijs van de 15 verkochte fietsen is dus (10 x €120) + (5 x €120) = €1.800, wat hoger is dan bij de andere stelsels.

Aanbeveling en Conclusie

De keuze voor een waarderingsstelsel heeft direct effect op uw balans en winst- en verliesrekening.

  • FIFO is de meest gangbare methode. Het geeft een realistisch beeld van de actuele waarde van uw voorraad en wordt internationaal breed geaccepteerd.
  • GIP is een uitstekend alternatief dat prijsschommelingen dempt en administratief eenvoudig is.
  • LIFO wordt fiscaal minder vaak toegepast en kan een vertekend beeld geven van de werkelijke waarde op uw balans.
  • Het IJzeren Voorraadstelsel is specialistisch en alleen relevant voor specifieke bedrijfstypen.

De beste keuze hangt af van uw branche, de aard van uw producten en uw administratieve processen. Het is cruciaal om een stelsel te kiezen en dit consequent te hanteren. Wilt u weten welk systeem het beste bij uw onderneming past en wat de fiscale gevolgen zijn? Neem dan contact met ons op. Wij rekenen het graag voor u door.

 

Ondernemen over de Grens: Wat is een Vaste Inrichting?

Droomt u ervan om met uw Nederlandse bedrijf de Duitse of Belgische markt te veroveren? U opent een kantoor, start een werkplaats of richt een verkooplocatie in. Op dat moment krijgt u fiscaal te maken met het begrip ‘vaste inrichting’. Een vaste inrichting is geen aparte juridische entiteit zoals een dochter-BV, maar een onderdeel van uw Nederlandse onderneming in het buitenland. Dit heeft belangrijke fiscale gevolgen. In dit artikel leggen we uit wat een vaste inrichting is, wanneer u er een heeft en wat de consequenties zijn voor de belastingheffing.

Wanneer is er sprake van een vaste inrichting?

De Belastingdienst kijkt heel praktisch naar de situatie. Er is sprake van een vaste inrichting als u in een ander land een bedrijfsruimte heeft die voldoende is uitgerust om zelfstandig te functioneren en vanuit waar u goederen of diensten levert. Denk hierbij aan (belastingdienst):

  • Een winkel of andere vaste verkooplocatie.
  • Een werkplaats of fabriek met een kantoor.
  • De plek van waaruit de leiding van de onderneming wordt gevoerd.

Wat is het juist niet?
Bepaalde ruimtes worden expliciet niet als vaste inrichting gezien, omdat ze slechts een ondersteunend karakter hebben. Voorbeelden zijn:

  • Een opslagruimte of goederendepot.
  • Een kantoor dat uitsluitend wordt gebruikt voor reclame, onderzoek of het verzamelen van informatie.
  • Een vakantiewoning die u verhuurt.

De fiscale gevolgen van een vaste inrichting

Als u een vaste inrichting heeft, heeft dat twee belangrijke consequenties voor uw winstbelasting.

  1. Belasting betalen in het buitenland
    Het land waar uw vaste inrichting is gevestigd, mag belasting heffen over de winst die specifiek door die inrichting wordt behaald. U moet de winst dus eerlijk verdelen tussen het Nederlandse hoofdkantoor en de buitenlandse vestiging. Dit moet gebeuren alsof het twee losse bedrijven zijn die met elkaar handelen tegen zakelijke prijzen (het ‘at arm’s length’-beginsel).
  2. Vrijstelling in Nederland (de objectvrijstelling)
    Gelukkig hoeft u niet twee keer belasting te betalen. Dankzij de ‘objectvrijstelling’ in Nederland is de winst van uw buitenlandse vaste inrichting hier vrijgesteld van vennootschapsbelasting. De winst is immers al in het buitenland belast. Let op: deze vrijstelling geldt ook voor verliezen. Een verlies van de buitenlandse vestiging is dus in principe ook niet aftrekbaar in Nederland.

Conclusie en Advies

Het hebben van een vaste inrichting in het buitenland heeft directe fiscale gevolgen. U moet een deel van uw winst toerekenen aan het buitenland en daar belasting betalen, terwijl u in Nederland een vrijstelling krijgt. De regels voor het correct verdelen van de winst zijn complex en de internationale belastingverdragen zijn gedetailleerd. Een juiste aanpak is cruciaal om dubbele belasting of discussies met de Belastingdienst te voorkomen. Bent u internationaal actief of heeft u plannen om de grens over te gaan? Neem dan contact met ons op. Wij zorgen ervoor dat uw structuur fiscaal optimaal is en u aan alle regels voldoet.

Bron: https://wetten.overheid.nl/BWBR0011353/2025-03-15

De Deelnemingsvrijstelling

Misschien wel de belangrijkste vrijstelling binnen de Nederlandse vennootschapsbelasting is de deelnemingsvrijstelling. Deze regeling is een cruciale pijler voor ondernemers met een holdingstructuur, bestaande uit een moedermaatschappij en een of meer dochterondernemingen. Het heeft Nederland internationaal op de kaart gezet als een aantrekkelijk vestigingsland. Het doel van de deelnemingsvrijstelling is simpel maar krachtig: het voorkomen dat winst die al bij de dochtermaatschappij is belast, nogmaals wordt belast bij de moedermaatschappij. Maar hoe werkt dit precies in de praktijk? En wanneer is er eigenlijk sprake van een ‘deelneming’? In dit artikel leggen we het stap voor stap uit.

Stap 1: Wat is een deelneming? De 5%-regel uitgelegd

Voordat u de voordelen van de deelnemingsvrijstelling kunt gebruiken, moet de Belastingdienst uw bedrijf wel zien als ‘familie’ van het andere bedrijf. Zo’n belang in een ander bedrijf noemen we fiscaal een deelneming. De hoofdregel is gelukkig heel eenvoudig. Uw BV (de ‘moeder’ of holding) heeft een deelneming in een andere BV (de ‘dochter’ of werk-BV) als u minimaal 5% van de aandelen bezit. Dit is de meest voorkomende situatie. Denk aan een holdingstructuur waarbij de holding de aandelen van de werkmaatschappij bezit. Hoewel er enkele specifieke uitzonderingen bestaan, is deze 5%-regel voor de meeste ondernemers het allerbelangrijkste startpunt. Voldoet u aan deze eis? Dan is de kans groot dat u een deelneming heeft en kunt u verder lezen over de voordelen.

Stap 2: De twee kanten van de medaille

Als u een deelneming heeft, werkt de vrijstelling als een medaille met twee kanten. Er is een groot voordeel, maar ook een keerzijde waar u rekening mee moet houden.

Het Grote Voordeel: Geen dubbele belasting

Het belangrijkste voordeel is dat winst uit uw dochterbedrijf niet nóg een keer wordt belast bij uw moederbedrijf (de holding). De winst is namelijk al belast bij de dochter. Dit geldt voor twee belangrijke situaties:

  1. Winstuitkering (dividend): Keert uw dochterbedrijf een deel van haar winst uit aan uw holding? Dan hoeft de holding daarover geen winstbelasting te betalen.
  2. Winst bij verkoop: Verkoopt u de aandelen van uw dochterbedrijf met winst? Ook deze verkoopwinst is volledig belastingvrij voor de holding.

De Keerzijde: Verliezen en kosten niet aftrekbaar

Omdat de winsten zijn vrijgesteld, geldt voor verliezen en kosten het omgekeerde: die mag u in principe niet van de winst aftrekken.

  1. Verlies bij verkoop: Verkoopt u de aandelen van het dochterbedrijf met verlies? Dan is dit verlies helaas niet aftrekbaar.
  2. Kosten: Kosten die u maakt om de deelneming te kopen of verkopen, zoals advies- of notariskosten, zijn voor eigen rekening.

Kort samengevat: de Belastingdienst zegt eigenlijk: “We belasten de winsten niet, maar dan mag je de verliezen ook niet aftrekken.” Voor de meeste gezonde ondernemingen is dit een zeer gunstige regeling.

Voorbeeld:

Stel, u heeft een Holding BV die 100% van de aandelen bezit in uw Werk-BV. Dit is een klassieke deelneming.

Situatie 1: Winst uitkeren

  • Uw Werk-BV maakt dit jaar €100.000 winst en betaalt hierover vennootschapsbelasting.
  • De winst die overblijft, wordt als dividend uitgekeerd aan uw Holding BV.
  • Dankzij de deelnemingsvrijstelling ontvangt uw Holding BV dit bedrag volledig belastingvrij. Zonder deze regeling zou u hierover opnieuw winstbelasting betalen.

Situatie 2: Bedrijf verkopen

  • Na een aantal succesvolle jaren verkoopt u de aandelen van uw Werk-BV voor €1.000.000.
  • Dankzij de deelnemingsvrijstelling is deze volledige verkoopwinst van €1.000.000 onbelast.
  • Het geld staat nu belastingvrij in uw Holding BV, klaar om te herinvesteren, af te lossen of voor uw pensioen te gebruiken.

Conclusie en Advies

De deelnemingsvrijstelling is een onmisbaar instrument voor elke ondernemer met een holding. Het beschermt uw winst tegen dubbele belasting en maakt een belastingvrije verkoop van een dochterbedrijf mogelijk.

De regels zijn echter gedetailleerd. Een juiste toepassing is cruciaal om de voordelen volledig te benutten en fiscale risico’s te vermijden. Staat u voor een belangrijke keuze, zoals een overname of herstructurering, of wilt u zekerheid over uw huidige situatie? Neem dan contact op voor een helder adviesgesprek. Wij helpen u de juiste keuzes te maken.

Belastingvoordeel via Huwelijkse Voorwaarden Verdwijnt in 2026

Veel stellen met een aanzienlijk vermogen gebruiken een slimme constructie in hun huwelijkse voorwaarden om erfbelasting te besparen. De overheid ziet dit echter als een onbedoelde maas in de wet en heeft aangekondigd deze per 1 januari 2026 te dichten. Heeft u huwelijkse voorwaarden? Dan is dit nieuws mogelijk erg belangrijk voor u.

Hoe de Huidige Truc Werkt

Standaard bent u bij een huwelijk in gemeenschap van goederen ieder voor 50% eigenaar van het gezamenlijke vermogen. In huwelijkse voorwaarden kunt u echter een andere verdeling afspreken, bijvoorbeeld 20% voor de ene partner en 80% voor de andere. Voorbeeld (huidige situatie):
Jan en Marie hebben samen een vermogen van € 4.000.000. In hun huwelijkse voorwaarden staat dat Jan recht heeft op 20% en Marie op 80%. Als Jan overlijdt, erven Marie en de kinderen alleen zijn deel van 20% (€ 800.000). Over de overige € 3.200.000 hoeft geen erfbelasting betaald te worden, wat een enorme besparing oplevert.

Wat Gaat er Veranderen vanaf 2026?

De overheid steekt hier een stokje voor. De nieuwe regel wordt simpel: Alles wat de langstlevende partner bij een overlijden méér krijgt dan de helft (50%) van het gezamenlijke vermogen, wordt voortaan ook gezien als een erfenis. En daar moet dus erfbelasting over betaald worden. In het voorbeeld van Jan en Marie betekent dit dat, naast de erfenis van € 800.000, ook de € 1.200.000 die Marie “extra” krijgt (het verschil tussen haar 80% en de standaard 50%) wordt belast met erfbelasting. Het fiscale voordeel van de constructie verdwijnt daarmee volledig.

Let op: Heeft u al zulke Huwelijkse Voorwaarden?

Voor bestaande situaties komt er een overgangsregeling. Als uw huwelijkse voorwaarden met een ongelijke verdeling al bestonden vóór 18 april 2025, dan blijven de oude, voordelige regels voor u gelden. MAAR LET OP: Deze bescherming vervalt direct als u na 18 april 2025 iets aan uw huwelijkse voorwaarden wijzigt – zelfs als die wijziging niets met de vermogensverdeling te maken heeft. Een kleine aanpassing kan u dus onbedoeld duur komen te staan.

Wat Betekent Dit Voor U?

Heeft u huwelijkse voorwaarden met een andere verdeling dan 50/50? Dan is het cruciaal om uw situatie opnieuw te laten beoordelen. Het kan zijn dat uw huidige voorwaarden door deze wetswijziging fiscaal juist heel ongunstig uitpakken. Neem geen risico. Onze specialisten kijken graag met u mee of uw huwelijkse voorwaarden nog passen bij uw wensen en de nieuwe wetgeving. Neem vrijblijvend contact met ons op.